En nu is het klaar – Jan gaat nooit meer op wintersport!
Het gezin van Jan is dol op skiën. Jan zelf gaat dus al een jaar of tien goedmoedig mee op wintersport. Maar de sneeuw moet hem niet. Dus Jan blijft voortaan lekker thuis. Want genoeg is genoeg.
Gisteren, Tignes Val Claret, een wintersportbestemming aan het eind van de Alpen, hoog in de bergen, of nog hoger, met een mooi treintje, dat je naar de gletsjer brengt, waar je tot diep in de lente van de pistes kunt. We zijn net aangekomen, het kind ligt al in het zwembad, de spulletjes zijn uitgeruimd, tijd voor een klein wandelingetje, het is nu nog licht, doen we direct een paar kleine boodschapjes.
We lopen, op schoenen met een profiel als een Four Wheel Drive met winterbanden, over het trottoir van het winkelstraatje. De stoep glooit nauwelijks merkbaar naar beneden en van het een op het andere moment lig ik op mijn rug, gevallen, uitgegleden op een glad stukje aangekoekte sneeuw, twee benen tegelijk, uit het niets, zogezegd.
Het ziet er blijkbaar akelig uit, want toeschouwers schieten toe, mijn vrouw slaakt een akelige kreet, maar ik heb niets. Snelle reconstructie: ik heb met mijn reflexen als een adelaar mijn linkerarm uitgestoken, eerste klap met mijn pols opgevangen, doorgezakt naar mijn elleboog, tweede klap opgevangen, en vervolgens zachtjes geland op mijn heup en de rest netjes afgerold, een volmaakte val.
Ik stel de omstanders gerust en kom overeind. We gaan verder met boodschappen doen. Langzaam maakt zich toch een gevoel van onbehagen kenbaar. Die pols, dat horloge zat in de weg, het doet toch een beetje pijn. Dat beetje wordt steeds erger, en er ontstaat een zwelling. ‘Misschien is het morgen beter,’ hoopt mijn vrouw tegen beter weten in. Ik zeg: ‘blij dat we nog geen skipas hebben gekocht’. ’s Avonds zwelt de boel lekker door en ik doe geen oog dicht van de pijn. Geen skipret voor vader deze week.
Het is niet de eerste keer, dat ik zomaar uitglij over een ijsplaat en me daarbij ontwrichtend bezeer. In ditzelfde Tignes ging ik al eens eerder op mijn muil, en ook in Tsjechië, in beide gevallen kneusde ik een paar ribben en kwam ik qua skiën ook niet verder dat een paar héle voorzichtige afdalingen van een wandelpad, als de dood dat ik weer zou vallen, want vallen met gekneusde ribben is geen feest, kan ik je melden. En het lacht en ademt ook moeilijk, maar dit terzijde.
Dit was dus al de derde keer, en aangezien ik de enige ben die ik ken die al drie keer zomaar is gevallen en zichzelf pijnlijk heeft geblesseerd, moet ik langzamerhand vaststellen dat het opzet is: de sneeuw moet mij niet. Geen idee waarom, want ik mag de sneeuw eigenlijk best, met name in aangeharkte vorm op een lichtblauwe piste. Ik vál ook nooit op de piste. Maar de sneeuw moet mij dus niet. De sneeuw wil mij niet. De sneeuw wil dat ik vertrek. En ik heb dus ook besloten de sneeuw zijn zin te geven.
Ik weet nog niet of ik morgen al het vliegtuig uit Genève naar Schiphol neem, of dat ik uit piëteit met mijn gezin de rest van de vakantie in dit koude appartement uitzit, en aanstaande zaterdag met de familie-Prius de Alpen verlaat om er nooit meer terug te keren. Maar dat dit mijn laatste wintersport was, staat vast. Zelfs mijn gezin, dat me traditiegetrouw een aansteller en een huilebalk vindt, heeft me in het licht van deze recente gebeurtenissen levenslange dispensatie voor de wintersport verleend. Want ook zij vrezen: de volgende keer loopt het mogelijk nóg erger af. En ze willen me toch nog niet kwijt, de schatten.
Foto iStock/ Anatois